Net als bij alle andere hubs, is de kennis die eruit voortvloeit open en niet te patenteren. Bedrijven kunnen er naar hartenlust mee aan de slag gaan om afgeleide producten te ontwikkelen die betaalbaar en hanteerbaar zijn voor kleinschalige landbouwbedrijven.
Waarom dat relevant is voor Vredeseilanden
Genoeg voorbeelden, het idee is onderhand wel duidelijk. Maar waarom is het verhaal van Bram en MasAgro nu relevant voor Vredeseilanden? Om verschillende redenen, me dunkt.
Ten eerste omdat de veranderende rol van CYMMIT gelijk loopt met die van onze organisatie. Ngo’s van onze soort hebben zich ook altijd vooral met de productiekant van landbouw bezig gehouden, want meer produceren is toch altijd goed? Niet dus, want waar een aanbod is, is niet automatisch een vraag. En zelfs als de markt er is, moet je voldoen aan eisen rond kwaliteit, volumes enzomeer. Geraak je niet op de markt, dan blijf je steken in de fase van overlevingslandbouw.
Zo zijn ook wij gëevolueerd van traditionele implemantator van landbouwprojecten naar een moderator, een match maker in zogenaamde ‘multistakeholderprocessen’ (tip: leg dat eens op een scrabblebord). Ook hier is het uitgangspunt om boeren, agro-voedingsbedrijven, distributeurs en onderzoekers samen te brengen rond de problemen die zich binnen een bepaalde landbouwketen voordoen. Ons werk beperkt zich niet tot het coachen van boerenorganisaties, maar strekt zich uit tot het opbouwen van vertrouwen en begrip tussen de partners.
Het is voortdurend ploeteren om een samenwerking gaande te houden en resultaten te boeken. Zulke processen hebben een eigen, onvoorspelbare dynamiek, hetgeen vloekt met de traditionele planningslogica in ontwikkelingssamenwerking. Voor MO* schreven we in 2012 al waarom we denken dat ontwikkelingssamenwerking daarom een “mindshift” moet maken. Want zoals Bram aangaf tijdens onze discussie: je moet durven de controle loslaten. Sommige partners die bij het begin in het project zitten, zullen achteraf misschien niet relevant blijken, maar dat is nu eenmaal deel van het proces.
Dat brengt ons bij het tweede punt: het belang van een systeembenadering die de complexiteit van de werkelijkheid erkent en ermee aan de slag gaat. “Wat ben je met een BMW zonder rijbewijs?”, vatte Bram het samen. Je kan perfect zaaigoed hebben, maar als dat niet past binnen het ecologisch systeem of als er geen markt voor is, sta je nergens. Bram is zelf bezig met Conservation Agriculture, waarmee je landbouw als een systeem benadert. Het doel is niet de oogst van één gewas maximaliseren, maar een stabiel landbouwsysteem uitbouwen dat over de jaren zeer degelijke en constanten opbrengsten genereert via verscheidene teelten. Dat doe je door het bodemleven zo min mogelijk te verstoren, organische materie maximaal te benutten, kringlopen te sluiten, combinaties uit te bouwen met andere gewassen (bv. door mais te combineren met bonen).
Bram gaf in deze context het voorbeeld van een boer die eigenlijk geen opbrengstverbetering wilde. De oogst stockeerde hij namelijk in de slaapkamer van hun huis. Daar nog meer productie stockeren, zou de relatie met zijn vrouw geen goed doen. In zo’n omstandigheden is de introductie van verbeterd zaaigoed niet prioritair, wel het verbeteren van opslagmogelijkheden voor oogsten. Als je er niet in slaagt om al die perspectieven te betrekken bij je probleemanalyse, blijf je gevangen in kortzichtige lineaire denkpatronen. Wat op het eerste zicht details lijken, blijkt achteraf het verschil te maken tussen succes en mislukking. Om die reden zijn teams bij CYMMIT niet meer enkel samengesteld uit landbouwingenieurs, maar ook uit antropologen en communicatiemensen.
Ten derde is de visie op technologie-ontwikkeling die CYMMIT hanteert, bijzonder inspirerend. Het principe van innovatiehubs waarbij ingenieurs en landbouwers een gemeenschappelijke pool van kennis opbouwen die vervolgens vrij mag vertaald worden naar concrete producten, is mijn inziens het model van de toekomst. De Open Source-principes die al jaren de ontwikkeling van software stuwen, kunnen een gelijkaardig effect hebben voor de ontwikkeling “hardware”. Het smart mechanization-initiatief is er een knap voorbeeld van, net als de open zadenbank die CYMMIT beheert.
We zijn op een moment gekomen dat door patenten afgeschermde kennis een rem is geworden op onze vooruitgang. Het kan nochtans anders als je vertrekt van open kennis. Hoe meer mensen daar vrij mee kunnen experimenteren, hoe meer nieuwe kennis er wordt opgebouwd. Hoe meer vrij te gebruiken kennis er wordt opgebouwd, hoe meer nieuwe bedrijven er ontstaan die welvaart scheppen door die vrij beschikbare kennis te implementeren. Het is de Peer to Peer-economie in de praktijk, zoals een andere Belg, Michel Bauwens, die wereldwijd uitdraagt.
Complexiteit vatten
Zowel CYMMIT als Vredeseilanden zijn voortdurende zoekende naar werkwijzen die de complexiteit van ontwikkeling vatten. Want dat is het: een moeilijk te ontwarren mikado van spelers, belangen, waarden,... Enkel in de krant of op televisie bestaan de wonderoplossingen voor armoede en voedselzekerheid: nu eens is het microkrediet, dan weer zijn het de ggo’s of gsm’s die “het” gaan oplossen.
Helaas. In 2012 schreef de Amerikaanse filosoof David Weinberger het boek “Too Big to Know: Rethinking Knowledge Now That the Facts Aren't the Facts, Experts Are Everywhere, and the Smartest Person in the Room Is the Room”. Samengevat: de wereld is zo complex dat geen enkele instantie, hoe groot of machtig ook, de “grote problemen” nog kan aanpakken. De enige hoop om tot oplossingen te komen is het creëren van “slimme ruimtes” waar je de complexiteit tracht te vatten door het linken van verschillende spelers en de kennis die ze meedragen.
Dus ja: de wereld waarin we leven is ingewikkeld, de problemen en uitdagingen waarvoor we staan tamelijk gigantisch. Dank aan Bram Govaerts om tijd te maken en vanuit zijn praktijk te komen vertellen waarom de toestand daarom nog niet hopeloos hoeft te zijn.
Jelle Goossens (communicatiemedewerker)