Indonesische kaneel geeft smaak aan koekjes

Indonesische kaneel geeft smaak aan koekjes

07/02/2014

In Kerinci, op het Indonesische eiland Sumatra, werkt Vredeseilanden samen met boeren die kaneel telen. Vredeseilanden ondersteunt hen om ecologischer te werken en helpt bij het opbouwen van commerciële relaties met verwerkende bedrijven. Zo geeft hun kaneel wereldwijd smaak aan koekjes...

Kerinci – Sumatra, 9-10 november 2013. Madral rolt zijn ogen terwijl hij ons toont hoe hij bewusteloos viel. Hij vertelt dat hij zichzelf onvrijwillig een dosis pesticides toediende tijdens het spuiten van de gewassen op het veld. Dit ongelukkig voorval was voor hem de aanleiding om over te schakelen op biologische teeltmethoden. Nog belangrijker was de winst die hij kon maken door de omschakeling.

80% van de wereldwijde productie

Chemische meststoffen en pesticiden kosten een veelvoud van het organisch materiaal dat hij nu gebruikt. Hij beweert bovendien dat hij, mits een goede toepassing van aangepaste landbouwmethodes, zijn opbrengsten beduidend kan verhogen. Madral is vandaag voorzitter van Taktik, een jonge boerenorganisatie die zich toelegt op biologische groente- en fruitteelt in combinatie met bomen waarvan de bast wordt gebruikt als basisgrondstof voor sterk geurende kaneel. Taktik wordt daarin bijgestaan door een Mitra Aksi, een Indonesische NGO die via demonstraties op proefvelden de boeren de nodige kennis en technieken bijbrengt.

Madral woont in Talang Kemuning, een dorp in het Kerinci district in het westen van het Indonesiche eiland Sumatra: een autorit van 8 uur vanaf de luchthaven in Padang, via een smalle weg die zich langs de dorpen slingert doorheen een adembenemend berglandschap. Centraal in Kerinci torent de gelijknamige en actieve vulkaan boven de uitgestrekte theevelden uit.

Ook kaneelbomen vinden een ideale voedingsbodem in het vulkaangebied. De ranke bruin-zilverachtige stammen met een rood-groene kruin, brengen een mooie toets in het weelderige en groene landschap. 80% van de wereldwijde productie van kaneel kan op rekening geschreven worden van 12.000 boeren in Kerinci. De helft van de kaneelproductie wordt uitgevoerd naar de VS, de andere helft naar Europa.

Strenge kwaliteitseisen

Madral verkoopt de geoogste bast van zijn kaneelbomen aan CassioCoop, een export-import en verwerkingsbedrijf met zetel in Amsterdam. In een volledig uit hout opgetrokken opslagplaats en eco-kantoor van CassiaCoop zijn arbeiders druk in de weer met het sorteren en verpakken van de kaneelbast. De kaneel beantwoordt aan strenge ecologische en kwaliteitseisen die gegarandeerd worden door een uitgekiend intern controlesysteem van de boeren zelf. Zo kan de herkomst van elk lot kaneel getraceerd worden tot bij de producent.

Vandaag hebben 500 boeren het Rainforest Alliance certificaat, een bijkomende troef voor de verkoop van hun kaneel aan buitenlandse klanten. Dit certificaat garandeert dat de kaneel geproduceerd werd met respect voor de natuurlijke omgeving waarin de bomen groeien. Niet onbelangrijk als je weet dat het Indonesisch regenwoud met grote snelheid gekapt wordt voor export van hardhout en industriele landbouwproductie zoals palmolie.

Korte en lange termijn verzoenen

Ook kwaliteit is een belangrijk aandachtspunt. Bomen zijn pas na 25 tot 30 jaar kaprijp. De verleiding om ze vroeger om te hakken is soms groot, als de boeren cash geld nodig hebben. En dat gebeurt vandaag te vaak. Niet verwonderlijk dus dat Rainforest Alliance en CassiaCoop bereid zijn om te investeren in de vorming van de boeren en een correcte prijs te betalen indien de gevraagde kwaliteit wordt geleverd. Mitra Aksi legt samen met een aantal ondernemende boeren, waaronder Madral, proef- en demonstratievelden aan. Groenten, fruit of koffie worden gezaaid en geplant onder de kaneelbomen. Dit waarborgt boeren een inkomen op korte termijn, in afwachting dat de kaneelbomen kaprijp zijn. De demonstratievelden dienen als levend lesmateriaal voor andere boeren die geïnteresseerd zijn in innovatie maar de omslag nog niet gemaakt hebben omdat ze niet durven of teveel twijfels hebben omtrent het verhoopte resultaat.

Als ik Madral vraag naar zijn persoonlijke motivatie lacht hij breed en verzekert hij me dat een gegarandeerd en beter inkomen de belangrijkste drijfveren zijn om mee te stappen in dit experiment. In ieder geval bespaart hij nu al flink op de prijs van meststoffen, vermits hij die zelf maakt uit organisch materiaal. De groenteverkoop levert hem op korte termijn een inkomen op. Tegelijk kijkt hij met enige twijfel naar zijn kaneelbomen die nog flink wat moeten groeien en waarmee hij pas binnen enkele jaren zal kunnen cashen.

Tot slot…

Al te jammer voor onze koekjes, maar ik kan me voorstellen dat de verleiding groot is om de kaneel bomen te kappen en te vervangen door andere, snel groeiende gewassen waarmee de boeren liefst vandaag nog kunnen ‘cashen’. Bovendien stel ik me de vraag hoe de 12.000 boeren van het Kerinci-district overtuigd kunnen worden om mee te stappen in dit ambitieus project. Met andere woorden, hoe zetten we innovatie om in een project dat rendeert voor een grote groep boeren én voor alle andere spelers in de keten? Zeker is dat een aantal belanghebbenden bij dit project - de boeren, CassiaCoop, Rainforest Alliance, verwerkers zoals koekjesfabrikanten en consumenten- brood zien in dit verhaal. De kaarten zijn in ieder geval geschud en liggen goed in de hand.

Jan Wyckaert