Landgrabbing? Investeer in boeren, niet in landbouwgrond.

Landgrabbing? Investeer in boeren, niet in landbouwgrond.

30/01/2014
Jelle Goossens
Jelle Goossens
Communications officer
0485/08.29.60 | 016/74.50.33

Op woensdag 22 januari organiseerde Argus een debatavond naar aanleiding de kortfilm Silent Land van Jan Van den Berg. In dit eerste deel van een ruimere documentaire over landroof verhaalt de filmmaker hoe multinationale ondernemingen over de hele wereld grote stukken landbouwgrond inpalmen. Na de film volgde een debat met Geert Heuninck (KBC), Anne van Schaijk (Friends of the Earth) en Jelle Goossens (Vredeseilanden). Bij wijze van terugblik op de avond, zet onze medewerker Jelle in onderstaand stuk de visie van Vredeseilanden over dit thema uiteen.

Toenemende concentratie van landbezit

Sinds de voedselcrisis van 2008 zien we een groeiend aantal aankopen of leasecontracten van grote stukken landbouwgrond. Wie zit daar achter? Verschillende partijen. Grote bedrijven uit de voedingssector die hun toevoer van grondstoffen veilig willen stellen, investeringsfondsen of regeringen van landen met een beperkt landbouwpotentieel. Het resultaat is dat in Afrika, Azië, Latijns-Amerika, maar ook in Europa de concentratie van landbezit meer en meer voelbaar is.

Waarom is landgrabbing een probleem?

Veelal wordt naar die aankopen van grond verwezen met de term “landgrabbing” of landroof, omdat de mensen die voorheen van het land leefden, verdreven worden. In veel landen hebben boeren geen officiële eigendomstitels van de grond die ze bewerken. De grond behoort toe aan de staat of de gemeenschap en wordt toegewezen aan boeren via traditionele structuren. Maar die structuren hebben geen formele juridische grondslag, waardoor de regering of een lokale autoriteit de gronden evengoed kan toewijzen aan een buitenlandse investeerder. Veel van deze landdeals worden beklonken achter gesloten deuren, zonder dat de bevolking wordt gehoord.

Hoe kijken we daar met Vredeseilanden naar?

Het merendeel van de deals gebeurt om biobrandstoffen te produceren. Daar kijken we erg kritisch naar. Die plantages gebruiken wel degelijk grond die anders voor voedsel zou gebruikt worden. Bovendien is verre van bewezen dat de huidige generatie biobrandstoffen bijdraagt aan een verminderde co2-uitstoot – wel integendeel.

Aan de ander kant heb je regeringen van landen met een tekort aan vruchtbare grond. Zij willen hun toekomstige voedselvoorziening veilig stellen. Dat is een legitieme bekommernis. Je hebt ook voedingsbedrijven die de toevoer van hun grondstoffen willen veilig stellen. Dat is evengoed een legitieme bekommernis.

Maar laat ons duidelijk zijn: het opkopen van immense stukken grond ten koste van de lokale boeren is niet de oplossing. Overigens zien we vandaag al dat veel van die grootschalige landbouwinvesteringen uitdraaien op faliekante mislukkingen.

Hoe pak je het beter aan?

Waar zowel regeringen als bedrijven op uit zijn, is voedsel. En dat wordt geproduceerd door landbouwers. Boeren en boerinnen die vooruit willen. Die twee vragen moeten we samenbrengen tot een antwoord.

Daarom zeggen wij: wie zich in de toekomst echt toegang tot voedsel wil verzekeren, investeert best in landbouwers, hun organisaties en in het uitbouwen van transparante handelsrelaties op lange termijn.

Dat doel kan bereikt worden op verschillende manieren. De sleutel ligt volgens ons bij zakelijke samenwerkingsverbanden waarbij landbouwers, voedingsbedrijven of landen met een beperkt landbouwareaal samen gaan investeren.

Hoe kunnen zulke nieuwe samenwerkingsvormen er uit zien? Enkele voorbeelden.

Contractfarming: Een voedingsbedrijf sluit een contract met een groep boeren om een bepaalde hoeveelheid van een product aan een bepaalde kwaliteit te leveren op een vastgestelde datum, meestal tegen een op voorhand vastgelegde prijs. In ruil voorziet het voedingsbedrijf krediet, zaden, meststoffen, technisch advies, specifieke opleidingen...

Leases and management contracts: een boer bewerkt het land van een grondbezitter. Eerder dan een vaste huur te betalen, wordt de opbrengst (en de risico’s) van de activiteit gedeeld tussen de eigenaar van de grond en de boer.

Joint ventures: hierbij richten een voedingsbedrijf en een groep boeren een nieuwe onderneming op. Het aandeel van de boeren in het kapitaal kan liggen in de grond die ze inbrengen, terwijl een voedingsbedrijf of investeringsfonds cash en technologische know how bijdraagt.

Outgrower schemes: Een 'nucleus farm' of plantage die al verkoopt aan een voedingsbedrijf maar over onvoldoende volumes beschikt, gaat bij omliggende boeren aankopen om hun producten samen met de eigen producten te verhandelen, meestal op contractbasis. Dit geeft boeren de kans om hun eigen boerderij te verbeteren omdat ze kunnen bijleren van de nucleus farm, bijvoorbeeld over de kwaliteitsnormen op de moderne voedingsmarkt.

De meeste van deze businessmodellen verschijnen doorheen de geschiedenis in vele gedaanten. Of ze succesvol zijn, hangt af van twee zaken. Ten eerste: de technische en commerciële capaciteiten van de boerenorganisatie en haar leden om grote contracten te sluiten én waar te maken. Ten tweede: de mate waarin de betrokken partijen bereid zijn winsten én risico’s te delen.

Wat is dan de rol van Vredeseilanden?

In eerste instantie brengen we boerenorganisaties en bedrijven uit de voedingsssector samen om zaken te doen. In tweede instantie gaan we dan die boerenorganisaties coachen en uitdagen om hun capaciteiten te versterken zodat ze hun deel in de samenwerking kunnen waar maken.

Alles staat of valt met een evenwichtige machtsverhouding binnen deze samenwerkingen. Wat boeren macht geeft is de inbreng van hun expertise, hun werkkracht en... hun grond. Als overheden beslissen om gronden niet in de eerste plaats toe te wijzen aan landbouwers, verliezen ze elke hefboom binnen een grotere commerciële samenwerking.

Het is niet door ontwikkelingskansen van boeren en boerinnen te ondermijnen dat bedrijven of overheden zich zullen verzekeren van stabiele toelevering van voedsel. Daarom moeten die bedrijven of regeringen hun geld niet investeren in landbouwgrond, maar in boeren.

Want landbouwgrond zonder boeren, dat is hardware zonder software.

Jelle Goossens, communicatiemedewerker Vredeseilanden