Op 17 februari stelde Sabine Denis, directeur van Business & Society, een nieuw boek voor aan een talrijk opgekomen publiek bij het Verbond voor Belgische Ondernemingen. Het boek steunt op een dertigtal dieptegesprekken met captains of industry. Focus ligt op hoe bedrijven sociale en ecologische uitdagingen aanpakken door deze volwaardig te integreren in het bedrijfsmodel. Dit gaat veel verder dan mecenaat of maatschappelijk verantwoord ondernemen in de klassieke betekenis van het woord. Ook in de landbouw- en voedingssector is er momenteel veel aan het bewegen op dit vlak. Vredeseilanden ziet kansen liggen in deze nieuwe kijk op ‘businessmodellen’.
Koplopers steken hun nek uit
In 2008 sloeg de financiële en economische crisis in de VS en op het ‘oude continent’ in volle hevigheid toe . In de ‘slipstream’ van die crisis lanceerde Paul Polman, CEO van Unilever, het Sustainable Living Plan. Dit plan werd gelijktijdig voorgesteld in New York, Londen, New Delhi en Rotterdam en was de blauwdruk van een nieuw business-model voor de wereldwijd vertakte voedingsgigant. De doelstelling, te behalen tegen 2020, staat scherp geformuleerd: halvering van de voetafdruk bij verdubbeling van de omzet van het bedrijf. Duurzame familiale landbouw is een van de hefbomen om deze doelstelling te realiseren. Unilever wil haar landbouwgrondstoffen voor 100% ‘sourcen’ uit duurzame landbouw en dit tegen 2020.
Unilever is koploper maar vandaag geen uitzondering meer. Grote voedingsbedrijven zoals Mars en Nestlé of retailers zoals Colruyt en Walmart maken projecties en komen allen tot dezelfde conclusies: schaarste van grondstoffen, land en water, erosie en ontbossing, klimaatopwarming, bevolkingsgroei en groeiende ongelijkheid vormen een bedreiging voor het toekomstig functioneren van deze bedrijven.
De toevoer van grondstoffen zal binnenkort niet automatisch gegarandeerd zijn. Groei zal bovendien niet meer gerealiseerd worden in de zogenaamde ontwikkelde landen, maar wel in de groeilanden zoals Indie, Brazilie, Zuid-Afrika, Mexico, Indonesie, … KBC-voorzitter Thomas Leysen in een opmerkelijk Mo*-interview: “Er is weinig groei in het Westen, maar de vraag is: hoeveel groei is hier eigenlijk nog realistisch, onder andere vanuit ecologisch standpunt? De realiteit is dat we jarenlang kunstmatige groei hebben gehad die gebouwd was op groeiende schulden… als er nog groei mogelijk is, moet die prioritair naar armere landen gaan. Politici, bedrijfsleiders, vakbonden denken nog teveel vanuit een oud paradigma waarbij groei topprioriteit is. Iedereen moet nog beginnen aan het omkeren van onze kijk op groei”.
Logisch gevolg: de verduurzaming van productie- en consumptiepatronen in onze eigen samenleving wordt wellicht heel belangrijk als onderdeel van een wereldwijd strijdplan voor meer duurzaamheid, inclusief armoedebestrijding.
Van bewustwording naar actie
Vincent De Clippele, Belg en een van de topmensen van Nestlé, geeft in een kranteninterview (De Morgen, 19/10/2013) toe dat het bedrijf de druk van onder meer Greenpeace nodig had om actie te ondernemen inzake de palmoliekwestie. Tegelijk merken we dat voedingsbedrijven sociale en ecologische duurzaamheid niet alleen meer beschouwen als strategieën in functie van risk-management, maar dat ze in toenemende mate het belang erkennen van duurzame familiale landbouw.
Wetenschappelijke panels zoals dat van IAASTD (2008) of studies van onder meer FAO/IFAD (2013) bevestigen de potentiële kracht van dit landbouwmodel omwille van zijn sociale en ecologische veerkracht en de antwoorden die het kan geven op economische en maatschappelijke uitdagingen. Vraag stelt zich welke realistische strategieën en innovatieve pistes ontwikkeld kunnen worden die voldoende bewijskracht geven en de concepten op hun realiteitsgehalte toetsen. Moderne markten winnen veld in ontwikkelingslanden maar de eisen aan de producenten worden ook vele malen groter: kwaliteit, volumes, voedselveiligheid, milieuvereisten,… Indien familiale landbouwbedrijven willen ‘meespelen’ op die moderne markten zal er hard moeten ingezet worden op de versterking van producentenorganisaties inclusief de toegang tot kredieten, kwaliteit, gegarandeerde kwantiteit, marketing. Innovatie is slechts mogelijk als boerenorganisaties, bedrijven en overheden hun kennis en troeven op tafel leggen en delen met elkaar.
Het belang van een ‘level playing field’
Sabine Denis refereert in een Mo-column (oktober 2013) naar een recente studie van UN Global Compact over duurzaamheid in het bedrijfsleven waaruit blijkt dat er nog heel wat hordes te nemen zijn. 67% van de ondervraagde CEO’s gelooft dat we zonder radicale verandering de doelstelling om 9 miljard mensen (2050) ‘goed te laten leven’ binnen de grenzen van de draagkracht van de planeet niet haalbaar is. Individuele inspanningen van koplopers binnen het bedrijfsleven zijn interessant maar zullen het verschil niet maken. Ze worden geremd door de markt die de ‘business-waarde’ van duurzaamheid niet wil (be)grijpen. Ook consumenten geven gemengde signalen en investeerders zijn aarzelend. Schaalvergroting op duurzaamheidsvlak laat op zich wachten.
De meest verbazende conclusie van de CEO-enquête: 83% van de ondervraagde toplui doen een oproep aan regeringen om actief tussen te komen. Dit betekent niet dat bedrijfsleiders niet langer vertrouwen hebben in wat bedrijven zelf kunnen doen, wel dat ze beseffen het niet alleen te kunnen en dat de regels moeten aangepast worden om een ‘level playing field’ te creëren: spelregels voor iedereen, waardoor de koplopers niet langer opboksen tegen de ‘silent majority’ die zich van duurzaamheid niets aantrekt en daar vandaag een competitief voordeel uit haalt.
Een inkomen voor boeren
Voedingsbedrijven zullen meer dan ooit op zoek gaan naar producenten, al was het maar om hun toekomstige aanvoer van grondstoffen veilig te stellen. Producenten, indien goed georganiseerd, zullen kunnen voorzien in de toenemende vraag indien ze volumes en kwaliteit (inclusief milieu-vereisten) kunnen garanderen. De verschillende schakels in de keten zullen elkaar meer dan ooit nodig hebben. Ze hebben er belang bij dat er transparante en faire prijsafspraken gemaakt worden, dat de risico’s gedeeld worden en dat ze met elkaarlange termijn contracten afsluiten. Vredeseilanden ziet voor zichzelf de rol weggegeld van ‘match-maker’ of ‘broker’ tussen de producenten en tussen koplopers in de voedingssector die sociale en ecologische componenten volwaardig integreren in hun businessmodel.
Jan Wyckaert